Rotterdam 27.02.1812 – Amersfoort 03.12.1885 Carrière: Harting volgde een studie
medicijnen 1828-1835, maar volgde daarbij ook lessen op een breed terrein van
de natuurwetenschappen. Zijn promotie was in de medicijnen in 1835, in de verloskunde in
1837. Tijdens zijn werk als arts te Oudewater (1835–1841) deed hij ook
microscopisch en chemisch onderzoek. Hij werd hoogleraar kruid-, schei- en artsenijmengkunde
aan het Atheneum te Franeker in 1841. Na opheffing hiervan werd hij in 1843
buitengewoon hoogleraar Utrecht. In 1846 gewoon hoogleraar farmacologie,
plantenfysiologie, vergelijkende anatomie en zoölogie, later (1846) hoogleraar
wiskunde en proefondervindelijke wijsbegeerte en vanaf 1855 ook dierkunde.
Daaruit blijkt dat hij zijn activiteiten niet tot één vakgebied beperkte. Ook
deed hij geologisch en hydrologisch onderzoek. Hij was lid van de KNAW en
eredoctor aan de Universiteit Leiden. Hij ging in 1875 met emeritaat. Biografie: Hartings vader was
tabaksmakelaar, die overleed toen Harting 7 jaar oud was. Harting trouwde in
1837 met Catharina Susanna Goetzee. Hij bevorderde het microscopisch onderzoek.
En behalve zijn biologisch werk deed hij ook belangrijk geologisch werk. Hij
was een van de hoogleraren die de modernisering van het universitair onderwijs
bepleitten. Daarnaast was hij ook politiek en maatschappelijk actief en steunde
de strijd van de Boeren in Zuid Afrika tegen de Engelsen. Als oprichter van het
blad “Album der Natuur” droeg hij bij aan het populariseren van de wetenschap.
Hij was een aanhanger van Darwins evolutietheorie. Belangrijkste oceanografische activiteiten: Harting was afkerig van
vergaande specialisatie in de wetenschappen, maar hij droeg vanuit zijn brede
belangstelling op verschillende terreinen en bij diverse gelegenheden bij aan
de ontwikkeling van het zeeonderzoek. Hij wist samen met Selenka bij de
Nederlandse regering te bevorderen dat er een Nederlandse werktafel kwam in het
zoölogisch station te Napels. Hij was lid van de KNAW commissie voor het
onderzoek van het paalwormprobleem (1858) en
onderzocht een in 1858
in de Banda Zee van grote diepte opgehaalde
diepwaterpoliep. In 1874, dus voor het tot stand komen van het mobiele
Nederlands Zoölogisch Station, werkte hij met studenten in een tijdelijke loods
te Scheveningen. Ook ontwierp hij instrumenten (een “waterhaler” en een
“dieptemeter”) voor oceanografische waarnemingen. Bibliografie: Hubrecht, 1888. Referenties: Hubrecht, A.A.W. (1888). P. Harting herdacht. Jaarboek KNAW. Theunissen, L.T.G. (1999). Pieter Harting: wetenschap voor de natie. In: L.J. Dorsman. Beroep op de wetenschap. Theunissen, L.T.G. (2000).
Een warm hart en een koel hoofd; Hartings wetenschap voor de natie. In: Nut en
nog eens nut. Wetenschapsbeelden van Nederlandse natuuronderzoekers, 1800-1900. Autografie:
|
HOCdocs > Biographies >